Het verdriet van België

Artikels

Louis hartje Vlieghe

door Sander Heithuis

‘Louis kroop weer in zijn bed. Vlieghe heeft geen hart. Een hart werkt bij elk persoon anders. Bij Vlieghe is het uitsluitend een mechaniekje, cilinder, carter. Bij mij een waakvlammetje, onderhevig aan elke tocht, hoe ziet een hart eruit?’ (181)

Hoe ziet een hart eruit, dat is nogal een vraag voor een jongetje van elf dat zich eigenlijk zou moeten bezighouden met postzegels verzamelen en stripboeken lezen. Het komt door Vlieghe, zijn zielsverwant en beste vriend, dat Louis Seynaeve zich deze vraag stelt. Vlieghe neemt een bijzondere plek in, zowel in Louis’ leven als in het hele Verdriet van België. Mijn verwondering over de relatie tussen beide personages is de reden van dit schrijven; er hangt iets in de lucht tussen die twee, het is echter lastig te vangen. Er bestaan veel passages waarin Louis aan Vlieghe denkt, Louis Vlieghe mist of zelfs over hem droomt. Toch blijft de lezer van Het verdriet vaak in verwarring achter wat betreft de bijzondere relatie tussen de twee jongetjes die opgroeien in een tijd van onderdrukking en oorlog. Aan de hand van mijn eigen leeservaring zal ik ophelderen waar mijn verwondering vandaan komt. Ik zal bespreken waaruit blijkt dat de relatie tussen Louis en Vlieghe zo bijzonder is en wat de reden hiervoor zou kunnen zijn.

Er zijn talloze passages in het boek te vinden waarin Louis’ waardering en liefde voor Vlieghe de overhand neemt. Dit spreekt hij niet uit, het blijven gedachtes; Louis lijkt het zelf ook allemaal een beetje raar te vinden. Na een vakantie staat hij stil bij Vlieghes afwezigheid: ‘Vlieghe is er ook niet […] Hoe kan het dat ik hem nu zo hevig mis.’ (155) Ook droomt hij regelmatig over Vlieghe wanneer ze niet samen zijn in het Gesticht (het streng-katholieke internaat waar ze samen opgroeien). Deze dromen hebben het stereotype karakter van de dromen van een verliefde, wegdromende puber: ‘Vlieghe, kom. Hij nam Vlieghe bij de hand en trok hem mee naar boven, op de roetzwarte ijzeren trap, zij bleven beiden staan op de boogbrug, zij wachtten maar toen was Vlieghe er in één keer niet meer..’ (95, 96) Louis’ genegenheid blijkt ook wanneer hij bij uitbreken van de oorlog het Gesticht verlaat en tegen Vlieghe zegt: ‘“Ik zal altijd aan u peinzen”  […] en vóór de tranen konden komen liep hij naar zijn moeder…’ (288) Alsof deze innerlijke worsteling nog niet genoeg is, raakt ook Louis’ lichaam in de war van Vlieghe. Zijn geslacht verandert in ‘een knuppeltje met een eigen leven’ wanneer Vlieghe (per toeval) zijn borst raakt, en tegelijkertijd vloeit er ‘iets zeer behaaglijks, warm als water’ over zijn onderbuik. In tegenstelling tot de lezer lijkt Louis niet te begrijpen wat er aan de hand is, al is hij wel opgelucht wanneer de ‘wortel in zijn lid’ verdwijnt. (161)

Zou Louis dan echt verliefd zijn op Vlieghe en homoseksuele gevoelens hebben? Zo ja, is dit dan wederzijds of blijft het bij eenrichtingsverkeer? Deze onzekerheid wordt alsmaar groter wanneer er passages opduiken waarin Louis tegen anderen zijn grote ongenoegen over Vlieghe uitspreekt: ‘”Het zou beter geweest zijn voor Vlieghe,” zei hij, “dat hij nooit geboren was,” zei hij..’ (270) Ook lijken de twijfels over Vlieghes gevoelens terecht: ‘Vlieghe wuifde nog naar zuster Adam, naar de perelaar, naar de witte draaimolen. Niet naar mij. Natuurlijk niet.’ (81) Hoe is het mogelijk dat deze dingen gebeuren terwijl duidelijk is dat voor Louis Vlieghe meer is dan een goede vriend? Het antwoord moet gezocht worden in de taboesfeer. De stoere praat dient als onderduikadres waar zowel Louis als Vlieghe zich lijken te begeven. In de wereld van Het verdriet van België kunnen twee jongentjes namelijk niet op elkaar verliefd zijn. Het hoort niet. Het mag niet. Zo krijgen ze (soms indirect) te horen van de mensen om hen heen. Zo raadt Mama haar echtgenoot aan niet te dicht bij George Groothuis te komen, want ‘[hij] en de vrouwen, dat gaat gewoon niet samen.’ (94) Ook zou Papa ‘de vuile Franse en joodse gewoonte van mannen om elkaar te kussen’ Dwazekloot noemen, merkt Louis op (81). Dit is de orde waaraan ze niet kunnen ontsnappen, ze horen hieraan te voldoen en ze zullen de liefde tussen hen moeten ontkennen. De liefde op die manier, in ieder geval. Dus praat Louis maar vuil over Vlieghe, en zwaait Vlieghe niet naar Louis. Er zijn echter ook momenten waarop de liefde het van de orde wint. Wanneer Vlieghe zijn duim openhaalt aan het prikkeldraad en Louis erop begint te zuigen bijvoorbeeld: ‘“Schei uit” Vlieghe trok zijn vinger niet terug.’ (163) Vlieghe vraagt Louis te stoppen, omdat men, de leden van de orde, het zou afkeuren, maar stiekem vindt hij het wel fijn en dus geeft hij eraan toe. Op een ander moment kust Louis Vlieghes wang ‘alhoewel Zuster Adam bij de ingang hem zou kunnen zien…’ (81)

Wint dan toch de liefde en lukt het Louis en Vlieghe de maatschappelijke orde te breken? Het antwoord is nee. Aan het eind van de oorlog zien de twee elkaar per toeval weer en er lijkt niks van de liefde over. Ze hebben elkaar niks meer te vertellen:

‘Godverdomme, Seynaeve, de wereld is klein.’
‘Ja.’
‘En toch…’
‘Ja, zo is dat.’
‘Wie had dat gepeinsd?’
‘Ik niet.’
‘Nee.’ (614)

Daarnaast bevestigt de zelfmoord van Vlieghe aan het eind van het verhaal de onmogelijke liefde. Het taboe heeft gewonnen. Vlieghe is dood. We moeten onszelf troosten met de gedachte dat beide jongens wel degelijk verliefd op elkaar zijn geweest, want, zo schrijft Vlieghe in zijn afscheidsbrief aan Louis: ‘Maar nu moet ik u zeggen hoezeer ik u heb bemind, want wanneer anders? Er is geen anders meer voor mij. Ook geen wanneer meer voor mij.’ (720) Al is het misschien juist deze gedachte die het zo pijnlijk maakt. Louis Seynaeve wordt groot in een tijd waarin je niet verliefd mag zijn op wie je wilt, dat lijkt het punt dat Hugo Claus wil maken. En het enige wat ik daarbij kan denken is: was die lieve Louis maar in onze tijd opgegroeid.

 


… MEER OVER Louis’ coming of age lees je in ‘Louis of Seynaeve? Van je familie moet je het maar hebben’


Literatuur

  • Claus, Hugo. Het verdriet van België. Amsterdam: De Bezige Bij, 1989.

<< vorige artikel | volgende >>