Het verdriet van België

Artikels

De Seynaeviaanse leugen

door Evelyne Shamier

Je kent het vast wel. Er wordt iets gezegd in een film of een liedje en je voelt: hier moet ik iets mee. Als de elfjarige Louis Seynaeve een operette bezoekt, heeft hij de indruk dat de hoofdpersoon daar staat om hem persoonlijk een ‘verschrikkelijke wet’ (151) te onthullen: laat niemand zien wat er omgaat in je hart. Toujours sourire! (Ofwel: ‘Wat er ook gebeurt, altijd blijven lachen!’)

Toujours sourire wordt de heimelijke lijfspreuk van Louis. Een overlevingsstrategie in een overweldigende, onbetrouwbare wereld vol ideologieën.

De wereld liegt tegen Louis

Wat mensen zeggen is niet wat ze bedoelen, zo leert Louis met vallen en opstaan. Het duurt even voordat iemand hem uitlegt dat zijn ‘van de trap gevallen’ moeder in werkelijkheid zwanger is. En ‘uit het leven stappen’ is blijkbaar geen zelfdoding maar ‘uit het slechte leven stappen’, en dat is weer een omfloerste manier om het over prostitutie te hebben. In Louis’ grote familie wordt erop los gekletst, maar wat is nou waar?

Ooit zal Louis, dat weet hij zeker, inzicht, overzicht krijgen in al die on-affe zinnen, toespelingen. Als je goed oplet, waakzaam bent, zullen de raadsels, die zij kruimelgewijs  in hun moppen en leugens laten ontsnappen, aan het licht komen, tot op het dunste draadje uitgerafeld worden. (197)

Wij Nederlanders zijn bij de zuiderburen berucht om onze directheid. Wat wij zien als een open en eerlijke omgangsvorm, kan overkomen als onbeleefdheid. Toch is het in deze Vlaamse kring niet alleen een kwestie van welgemanierdheid, waardoor niemand zegt waar het op staat. Het is ook een kwestie van zelfbehoud. Er zijn nogal wat stinkende waarheden. Zo moet Louis geheimhouden dat moeder vreemdgaat met haar Duitse chef én dat tante hem vrijpostig heeft ontmaagd. Ook zijn alom gerespecteerde grootvader is een schuinsmarcheerder. Vader, held op sokken, doet zich onder meer als Gestapo-lid voor. Gaandeweg wordt Louis kiener. Wanneer vader weer eens aan het jokkebrokken is, beschrijft Louis poëtisch zijn eigen oplettendheid: ‘de Seynaeviaanse leugen werd vastgepind als een vlinder’ (342). Dat vastpinnen gebeurt uiteraard alleen in gedachten, want Louis laat het nooit merken als hij leugens doorziet (behalve dan aan de lezer).

Louis liegt tegen de wereld

‘Ge ziet er een eerlijke jongen uit’ (716), wordt tegen Louis gezegd. Schijn bedriegt. We maken mee dat Louis zichzelf verwondt om te veinzen dat hij geraakt is in het oorlogsgeweld. Hij steelt van familieleden, verkondigt fabels en laat via-via moeders minnaar uitschakelen. Als Louis zich stiekem aansluit bij de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen, verraadt hij zijn mentor de Kei – nota bene de enige die hem ‘licht, hulp, kennis’ (363) biedt. Aan de andere kant bekent hij plagiaat, terwijl hij onschuldig is. Hij schrijft een steengoed opstel, maar de leraar Nederlands gelooft niet dat het van hem is. Louis verklaart dan:

”Alles komt regelrecht uit een boek.” Louis liet zich in zijn bank vallen, een betrapte bedrieger, een vunzige charlatan. (386)

Het verhaal speelt ook met het gegeven dat mensen nu eenmaal graag leugens geloven. Na de bevrijding wil Louis deelnemen aan een schrijfwedstrijd van Het Laatste Nieuws, maar hij heeft zich niet aan de inzendingsregels gehouden. Als hij dan ijskoud beweert dat zijn broer in een concentratiekamp is omgekomen, kan zijn Vlaamse uiterlijk zowaar voor Joods doorgaan:

”Ziet ge dat niet?” vroeg Louis en toonde de man zijn geblutst Westvlaams profiel van Papa en Peter.
“Nu dat ge ’t zegt. Ik bedoel, nu dat ge ’t laat zien.” (757)

Dit hoog spel zorgt ervoor dat Louis zijn novelle alsnog mag inleveren. Het is interessant dat deze carrièrebepalende gebeurtenis in verband wordt gebracht met de plagiaatkwestie. Louis’ gewiekste misbruik van naoorlogs sentiment is een ‘weerzinwekkende revanche’ (757) op de public shaming door zijn leraar. Je kunt je afvragen: als dit hem zo hoog zat, waarom heeft Louis de onterechte aanklacht dan niet aangevochten? Wat meespeelt is dat er vroeger andere codes golden in het klaslokaal. Ook is Louis’ reactie te interpreteren als een teken dat hij zich toujours sourire zodanig eigen heeft gemaakt, dat hij simpelweg niet ziet dat het een optie is om de waarheid te spreken. Hij weet niet hoe dat moet.

Vlaamse Kop 2.0

Elk nadeel heeft zijn voordeel. Want in de literatuur is een aanleg voor fantaseren geen zonde, integendeel. En in de literatuur voelt Louis zich thuis. Het verdriet van België is doortrokken van verwijzingen naar bestaande teksten en literatoren; die dansen immers voortdurend door het hoofd van Louis. Grensoverschrijdende boeken leest hij het liefst. Op het nonneninternaat brengt het Vlaamse weekblad ABC, met een Amerikaanse filmactrice erop, al geestvervoering teweeg. Later raakt hij in de ban van verboden modernistische werken.

Louis wil zelf een groot schrijver worden – een Vlaamse Kop. En hij wil het anders doen dan de Vlaamse Koppen vóór hem, ‘bejaarden met brillen en baarden’ (327). Het verdriet van België geeft aldus inzage in de ontwikkelingsgang van een jonge romancier en dichter. In de onveilige realiteit wapent Louis zich weliswaar met toujours sourire, op papier mag iedereen in zijn hart kijken. De intiemste dromen en daden deelt hij met de lezer, en zo blijft hij sympathiek. In deel II laat Louis zien hoe hij het deel schrijft dat je daarvóór al las; alsof hij echt bestaat! Welbeschouwd kun je er niet omheen dat de roman – zoals iedere tekst – gekunsteld is. Het hoeft helemaal niet waargebeurd te zijn, al lijkt Louis op zijn schepper en kun je de autobiografische raadsels ‘uitrafelen’. Het verdriet van België creëert een nieuwe waarheid, de Seynaeviaanse waarheid.

 


… MEER OVER gelaagdheid in het gesproken woord lees je in ‘Hoe taal en ideologie twee handen op één buik zijn’


Literatuur

  • Bousset, Hugo. Grenzen verleggen. De Vlaamse prozaliteratuur 1970-1986. II: Profielen. Antwerpen: Houtekiet, 1990.
  • Brems, Hugo. Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005. Amsterdam: Bert Bakker, 2006.
  • Claus, Hugo. Het verdriet van België. Amsterdam: De Bezige Bij, 1989.
  • Dütting, Hans (red.). Over Hugo Claus. Via bestaande modellen. Beschouwingen over het werk van Hugo Claus. Baarn: De Prom, 1984.

<< vorige artikel | volgende >>