Het verdriet van België

Historische context | wereldoorlogen

De onderstaande overzichten van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog verstrekken belangrijke informatie over personen, gebeurtenissen en groeperingen die een belangrijke rol speelden in de oorlogen. Deze informatie staat hier centraal omdat er in Het verdriet van België vaak naar verwezen wordt. Wat hieronder volgt, kan de lezer helpen met het beter begrijpen en interpreteren van Hugo Claus’ roman.

Eerste Wereldoorlog: 1914-1918

  • 28 juni 1914. De Bosnisch-Servische student Gavrilo Princip vermoordt de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand van Habsburg en zijn vrouw Sophie Chotek in Sarajevo.
  • 28 juli 1914. Oostenrijk-Hongarije verklaart de oorlog aan Servië. Aan beide kanten worden de bondgenoten ingeschakeld. De Eerste Wereldoorlog is uitgebroken.

België: een overzicht (1914-1918)

  • 2 augustus 1914. Laat in de avond krijgt de Belgische overheid bericht uit Duitsland: het is een ultimatum. Ofwel laat het neutrale België de Duitsers binnen om de Fransen te bestrijden, of Duitsland zal België behandelen als staatsvijand. De beslissing van koning Albert I en de Belgische regering is duidelijk: België zal zich volledige verzetten tegen het Duitse leger.
  • 4 augustus 1914. Duitsland verklaart de oorlog aan Frankrijk. In de hoop dat België zich toch niet zal verzetten, laten de Duitsers een officiële oorlogsverklaring aan het neutrale land achterwege. Toch trekt het Duitse leger België binnen en maakt het de opmars richting Luik. Koning Albert is zelf legeraanvoerder en verdient daarmee het respect van vele Belgen.
  • 2 november 1914. De Duitsers geven de strijd om het gebied de IJzer op. Dit gebied zal, als enige, gedurende de gehele Eerste Wereldoorlog onbezet blijven. De heldhaftigheid en de liefde voor het vaderland van de soldaten van het IJzerleger wordt nog vaak geprezen door (voornamelijk) de flaminganten.
  • 1914-1918. Bezetting van België.
  • 11 november 1918. Einde van de Eerste Wereldoorlog.

België: bezetting

Onder de Duitse bezetting zou de Vlaamse Beweging een belangrijke politieke rol gaan spelen. De Vlaamse Beweging is een verzamelnaam van Vlaamsgezinde partijen en verenigingen die, sinds de splitsing tussen België en Nederland in 1830, streden voor meer gelijkheid en erkenning van het Vlaamse volk en hun cultuur en taal. Toch is er geen duidelijk overkoepelende Vlaamse Beweging ontstaan doordat sommige verenigingen, zoals het Willemsfonds (1951), zich niet wilden binden aan het katholicisme, terwijl andere Vlaamsgezinde organisaties, zoals het Davidsfonds (1875), van mening waren dat het katholicisme onlosmakelijk verbonden was aan de Vlaamse Beweging. Deze Vlaamsgezinde groepen werden ook wel flaminganten genoemd. In de jaren voor de oorlog groeide de populariteit van de flaminganten onder de Vlaamse bevolking. Ook groeide het superioriteitsgevoel onder de flaminganten, wiens hoogste streven was “ten volle Vlaming worden”. Dit idee was niet alleen nauw verbonden met de ideeën over de Vlaamse taal en cultuur, maar ook met ideeën over volkskracht, zuiverheid en stamtrots. Zo zagen de Vlamingen zichzelf als trotse Germanen, terwijl de Franstalige bevolking neerbuigend bij de Latijnse volksstam werd geschaard.

Tijdens de oorlog bleven de ideeën van de flaminganten belangrijk, maar ontstond er een belangrijk onderscheid. Zij die geloofden dat tijdens de bezetting de idealen van de Vlaamsgezinden nog steeds nagestreefd dienden te worden, zelfs door samenwerking met de bezetter, noemden zichzelf activisten. Zij die van mening waren dat de Vlaamse kwestie op pauze gezet moest worden totdat België weer bevrijd zou zijn van de Duitsers, werden passivisten genoemd. Terwijl de activisten zichzelf beschouwden als vaderlandslievend die zich voor hun ideaal en hun volk, de Vlamingen, inzetten, bestempelden zij de passivisten als naïevelingen die niet inzagen dat het niet alleen een taalkwestie, maar voornamelijk een probleem tussen verschillende volkeren betrof. Vaak werden de passivisten er ook van beschuldigd dat zij voor een Belgische natie waren en helemaal niet voor de Vlaamse belangen streden.

De Duitsers zagen ondertussen in dat België een verdeeld land was en waren bereid hier hun voordeel mee te doen. De bezetters waren van mening dat wanneer zij Vlaanderen en Wallonië verder uit elkaar zouden halen, het makkelijker zou zijn om België bezet te houden. Zo werd er op 21 maart 1917 een bestuurlijke grens vastgesteld tussen Vlaanderen en Wallonië, waardoor de twee gebieden niet alleen op het gebied van taal gescheiden waren, maar ook bestuurlijk. Dit werd overigens bereikt op aandringen van activisten die bij de Belgische regering in de voorgaande jaren niets gedaan kregen, en ook geen beloften kregen dat na de oorlog de Vlaamse kwestie wel aandacht zou krijgen. Dat de Duitse bezetters de activisten wel gaven wat zij wilden en zelfs de weg naar een onafhankelijk Vlaanderen openlegden, zorgde ervoor dat veel activisten bereid waren om met de bezetters te collaboreren om dit einddoel te bereiken.

Tegen het einde van de oorlog, juli 1918, stond voor velen al vast dat Duitsland aan de kant van de verliezers van de oorlog zou staan. In de Duitse kantoren in Brussel werden documenten waarin informatie stond over collaborerende partijen en personen vernietigd of naar Duitsland gebracht. Veel activisten en hun gezinnen vluchtten tegen het einde van de oorlog richting Duitsland. Van de activisten die achter bleven, zou een deel gestraft worden door de Belgische staat. Een belangrijke activist was August Borms, die ter dood veroordeeld werd maar amnestie verkreeg, en zelfs zijn vrijlating uit de gevangenis kon verkrijgen door te beloven zich niet meer met politiek in te laten. Hij weigerde dit. Borms en andere gestrafte activisten werden door de Vlaamsgezinden tot martelaren uitgeroepen. Ook de Vlaamse soldaten die hun leven moesten geven voor het Belgische leger aan het front werden gezien als heroïsche slachtoffers. Zo zagen de Vlaamsgezinden vóór, tijdens en na de oorlog dat hun Vlaamse volk altijd benadeeld zou worden door de Belgische regering. Hierdoor bleven de flaminganten belangrijk in de politiek in de jaren die volgden.

 

Tweede Wereldoorlog: 1939-1945

  • 1 september 1939: Duitsland valt Polen aan.
  • 3 september 1939: Duitsland verklaart de oorlog aan Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

België: een overzicht (1940-1944)

  • 10 mei 1940: Het Duitse leger valt België binnen. Wederom krijgt België het ultimatum dat het land in 1914 ontving. Koning Leopold III en het parlement nemen ook hetzelfde besluit: het Belgische leger zal trouw blijven aan de geallieerden en zich volledig verzetten tegen het Duitse leger. België schakelt de hulp van de geallieerden in, waarna diezelfde dag nog het Franse en Engelse leger België betreden.
  • 28 mei 1940: Het besluit om België over te geven treedt in werking. De capitulatie is een feit. Koning Leopold en zijn familie, die weigerden het land te verlaten, worden ondergebracht in het kasteel Laeken.
  • Oktober 1940: Eerste wetten tegen Joden worden in werking gesteld.
  • Augustus 1942: Het begin van het wegvoeren van Joodse mannen, vrouwen en kinderen naar het Oosten, waar velen zullen overlijden of vermoord zullen worden.
  • Oktober 1942: De werkplicht wordt ingesteld. Veel mannen die gedeporteerd zouden moeten worden naar Duitsland, duiken onder. Hierdoor stijgt het verzet aanzienlijk, niet alleen omdat men de onderduikers wil beschermen, maar ook omdat de onderduikers zelf zich inzetten voor het verzet.
  • 17 december 1942: De Londense repressiewetten worden ondertekend. Hierdoor wordt het makkelijker om collaborateurs te vervolgen en te bestraffen.
  • April-mei 1944: België heeft te kampen met wekenlange luchtaanvallen van de geallieerden.
  • 1 september 1944: De geallieerden betreden België.
  • 4 september 1944: De geallieerden bevrijden Antwerpen. Ten noordoosten van Antwerpen blijven de Duitsers volhouden. Ook in het oosten van België geven de Duitsers nog weerstand, maar uiteindelijk, in januari 1945, is België volledig bevrijd.

België: bezetting

Vanaf het moment dat de Duitsers België binnenvielen, werden rechtse Vlaams-nationalisten, Rexisten, linkse radicalen en communisten gearresteerd door de Belgische overheid, omdat zij een gevaar vormden voor België. De Vlaams-nationalisten waren verdacht door de associatie met collaboratie die ontstond tijdens en na de Eerste Wereldoorlog (zie bovenstaande). De Rexisten waren aanhangers van de groep Rex met fascistische ideeën die werd opgericht door Léon Degrelle in de jaren 30, maar die een politieke partij werd in 1936. Deze arrestanten werden in Franse kampen opgevangen, maar 21 van hen, waaronder Joris van Severen, leider van een fascistische Vlaamse groep, werden geëxecuteerd door Franse soldaten zonder duidelijke verklaring. Na de capitulatie werden deze politieke gevangen vrijgelaten door de Duitse bezetter. Er is vaak gesuggereerd dat deze gevangen en hun aanhangers een versterkte afkeer van de Belgische regering kregen doordat zij onjuist werden behandeld gedurende deze periode.

Tijdens de bezetting werd er weer gecollaboreerd: dit keer door de groepen Rex, de Vlaamse Beweging (zie bovenstaande) en het VNV. Het VNV, ofwel het Vlaams Nationaal Verbond, werd opgericht in 1933 onder leiding van Staf de Clercq die zowel fascistische ideeën als een Groot-Nederland (waarin Vlaanderen opgenomen zou worden in Nederland) voor ogen had. Ook de radicale Vlaamse groep DeVlag, een afkorting voor Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft, onder leiding van Jef van de Wiele, werkte samen met de Duitsers. Individuen konden zich ook vrijwillig aansluiten bij het Vlaams Legioen dat een onderdeel van de Waffen-SS was, maar de Vlamingen toch het idee gaf dat zij voor hun eigen volk streden.

Deze collaborateurs, ook wel incivieken genoemd, werden na de bevrijding van België onder de Londense repressiewetten vervolgd. Direct na de bevrijding, toen de regering nog niet zo georganiseerd was dat zij mensen konden oppakken en berechten had het woedende volk het recht echter in eigen handen genomen. Huizen van mensen die verdacht werden, werden geplunderd en in brand gestoken. De verdachten zelf werden mishandeld, gefolterd, verkracht en in een tiental gevallen vermoord. Toen de regering zelf weer in staat was om incivieken te arresteren, werden deze collaborateurs in gevangenissen of kampen gestopt, waar zij moesten wachten tot hun zaak gehoord zou worden. De straffen die de incivieken opgelegd kon worden varieerden van het ontnemen van de burgerrechten, tot levenslange gevangenisstraffen of zelfs de doodstraf. Het bestraffen van de collaborateurs had niet alleen als doel om misdadigers te berechten, maar ook om de Vlaamsgezinde fascistische extreem rechtse denkwijze uit de politiek en de samenleving te werken.

De woede die bij het volk en de regering over de collaboratie te zien was in de behandeling van de incivieken (zo werden mensen die direct na de oorlog berecht werden, zwaarder gestraft dan wanneer er meer tijd tussen oorlog en berechting was) heeft geleid tot de vorming van het beeld onder veel Vlaamsgezinden dat de Belgische regering weer de Vlamingen opzettelijk benadeelde. Zo beredeneerden veel berechte incivieken dat hun opgelegde straf veel zwaarder was dan de misdaad die zij gepleegd hadden. Uit de term die voor de bestraffing van de collaborateurs wordt gebruikt, de repressie, blijkt dat de Vlamingen zichzelf beschouwden als de onderdrukten van België. Dit gevoel van onrecht zorgde ervoor dat die veroordeelden, hetzij binnen hetzij buiten de gevangenis, zich samenvoegden tot een groep waarin de onvrede ten opzichte van de repressie en de Belgische staat bleef bestaan, of zelfs groeide. Dit is onder andere een reden dat de gevolgen van de repressie, maar ook de wereldoorlogen, nog steeds aanwezig zijn in de Belgische samenleving.

De rol van Koning Leopold III tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ook in twijfel getrokken door de bevolking. Dit wordt ook wel de Koningskwestie genoemd. Aanvankelijk had de koning hoog aanzien bij zijn volk, omdat hij hen, net als zijn vader Albert I, niet in de steek liet door te vertrekken naar het buitenland, maar zijn volk wilde steunen gedurende de oorlog. Leopold III was wel een krijgsgevangene van de Duitse bezetters, maar werd door hen met respect behandeld. In 1944, tegen het einde van de oorlog, werd Leopold naar Oostenrijk gebracht, ofwel omdat de Duitsers deze belangrijke gevangene niet in de handen van de geallieerden wilden laten vallen, ofwel omdat Hitler hem uit de weg wilde ruimen zodat het makkelijker was om België bij Duitsland te annexeren. Toen na de bevrijding bleek dat Leopold, op uitnodiging van Hitler, in het geheim met Hitler gesproken had over de toekomst van België, vertrouwden de regering en het volk de koning niet meer. Er werd geëist dat Leopold terug mocht komen onder voorwaarde dat hij afstand zou doen van de troon. Leopold weigerde dit te aanvaarden, waarna zijn broer Karel de functie van regent op zich nam.

In 1950 werd het volk ingeschakeld bij deze lastige situatie door middel van een referendum. De meerderheid (57,5 %) van de Belgische bevolking, voornamelijk de Vlamingen, stemde massaal voor het plan Leopold terug te laten keren in zijn functie als koning. Toch ontstond er veel onrust in België door de meningsverschillen tussen de voor- en tegenstemmers, zoals de stakingen die in Wallonië en Brussel werden gehouden waarbij er zelfs doden vielen. Om een burgeroorlog en het uiteenvallen van België te voorkomen, werd in 1951 besloten dat Leopold III plaats moest maken voor zijn zoon Boudewijn. In de jaren na dit besluit, lag deze koningskwestie nog steeds erg gevoelig bij de aanhangers van Leopold, voornamelijk de Vlamingen, die zich benadeeld en niet gehoord voelden.

 


Bronnen:

  • Buelens, Jo. “Volksraadplegingen: Kan België wat leren van Nederland?” Res Publica. 51.1 (2009): 13-32. Web.
  • Deneckere, Gita. et al. Een geschiedenis van België. Gent: Academia Press, 2012.
  • Huyse, Luc & Dhondt, Steven. Onverwerkt verleden: Collaboratie en repressie in België, 1942-1952. Leuven: Kritak, 1991. DBNL. Web.
  • Schaepdrijver, Sophie de. De Groote Oorlog: Het Koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Amsterdam: Atlas, 1997.
  • Warmbrunn, Werner. The German Occupation of Belgium: 1940-1944. New York: Peter Lang Publishing, 1993.